mogelijk maken (v) (toelaten) | permitir (v) (toelaten) |
mogelijk maken (v) (toelaten) | dar la oportunidad (v) (toelaten) |
mogelijk maken (v) (toelaten) | preparar el terreno para (v) (toelaten) |
mogelijk maken (v) (toekomst) | capacitar (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toekomst) | preparar el terreno para (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toekomst) | dar la oportunidad (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toekomst) | permitir (v) (toekomst) |
mogelijk maken (v) (toelaten) | capacitar (v) (toelaten) |